“Wat zou je zeggen, zijn jullie een band die veel repeteert of een band die vooral spontaan speelt?” Dat vroeg Jools Holland een tijdje geleden aan iedere artiest die hij interviewde in zijn show Later op de BBC. Iedereen die ik zag gaf het kennelijk correcte antwoord, waarop Jools glimlachend van oor tot oor riep “Precies, spontaan spelen, daar gaat het om!”
Ik hoop natuurlijk dat ik ooit nog eens word uitgenodigd om in dat geweldige programma te komen spelen. Alleen weet ik niet wat ik op die vraag zou antwoorden. Want hemeltjelief, wij repeteren ons helemaal suf. Sterker nog, voordat we beginnen te repeteren zijn we al wekenlang online ideeën aan het uitwisselen en speelt ieder voor zich sporen in op een proefopname. We boetseren maar raak, voegen koortjes en sitars toe, wat eerst briljant leek gooien we weer weg, totdat er langzaamaan iets moois lijkt te gebeuren en er uiteindelijk een fijn nieuw liedje uit de boxen tettert.
Maar dan komen we in de oefenruimte en begint het zoeken opnieuw. Twee keer per week sleutelen we soms urenlang aan één nieuw liedje. Want die bandoneon sample slaat eigenlijk nergens op en jee, de bas en drums passen nog niet helemaal bij elkaar.
“Wat zou je zeggen, zijn jullie een band die veel repeteert of een band die vooral spontaan speelt?”
Nou Jools, eerlijk gezegd repeteren we ons helemaal suf. En pas als we tevreden zijn en elke noot op onze rug zit, dan pas gaan we loos. Misschien niet helemaal artistiek correct voor een pop bandje, maar zo zit het nu eenmaal. There, I said it.
Niet dat improviseren niks voor mij is, integendeel. Ooit speelde Hans Dulfer een paar nummers met The Dutch mee in Maloe Melo, aan de Amsterdamse Lijnbaansgracht. Hans hoefde de akkoorden niet te weten. Hij toeterde vanaf het begin hoogst irritante, fantastische noten (tijdens dat optreden blies Candy Dulfer trouwens ook nog een paar solo’s mee. Wij waren een van die bandjes die toen tot vervelens toe aan Hans moeten hebben gevraagd of we met zijn dochter mochten spelen). Klaas ten Holt, die later vaste gitarist werd in The Dutch, werd af en toe door Hans Dulfer gevraagd om in te vallen bij optredens van Reflud. Klaas vroeg aan het begin van de show in welke toonaard het eerste nummer stond. Hans riep dan “weet ik veel!” waarna de band heftig begon te rocken en Hans zelf hoge giltonen uit zijn tenorsax perste in een poging de keiharde punkjazz te overstemmen.
Zelf heb ik ook wel eens aan jamsessies meegedaan. Ik dacht dat ik enorm goed gitaar kon spelen toen ik in de Melkweg het podium beklom bij de wekelijkse jamsessie. Dat moet rond 1976 zijn geweest, ik was toen 18. Ik herinner me dat ik finaal werd weggespeeld door Ferdi Karmelk, die in Hermand Brood’s Wild Romance speelde. Wat een geweldenaar. Dat kan je nog steeds horen op de eerste elpee van de Wild Romance, Street. Het was een partijtje armpje drukken dat ik kansloos verloor, daar in de Melkweg. Maar ik beschouw het nog steeds als een hele eer geduelleerd te hebben met Ferdi Karmelk.
Terwijl ik dit schrijf zit ik middenin Zo begin je een revolutie van Nadja Tolokonnikova, een opgewekt boek waarvan zelfs de meest volgevreten salonsocialist zin krijgt een plein te bezetten. Nadja Tolokonnikova is een heldin. Pussy Riot is de beste en meest urgente punkband ooit. Maar anders dan ik verwachtte werden de optredens van Pussy Riot tot in de puntjes gerepeteerd. Al ging het dan niet alleen om de noten en de akkoorden, maar vooral hoe je zo lang mogelijk kan blijven doorspelen als je aan je enkels wordt weggesleept. Dat moeten wij ook maar eens proberen, als voorbereiding op de tijd dat Thierry Baudet het hier voor het zeggen krijgt.
19 maart 2017
Geweldige laatste alinea. En toevallig, ik ben dat boek net ook aan het lezen. Niet teveel verklappen hoor.
Mooi hè. Een boek als een vuistslag. Toevallig weet ik trouwens dat het ‘No pasaran!’ T-shirt dat zij aan heeft op de Nederlandse omslagfoto afkomstig is uit een winkeltje in Brighton, Junkfunk. Mijn zoon Tijn kocht dat een paar jaar geleden ook.